Broedrijp maken van kweekvogels

Blauwfazantje (man)

Blauwfazantje (man)

Voor velen onder ons breekt de mooiste tijd van het jaar weer aan. Voor hen is het kweken met de vogels één van de mooiste momenten van het jaar in de vogelsport. Geen wonder natuurlijk. De vogels zien nestelen, broeden en het zien opgroeien van de nestjongen tot takkelingen is een waar feest. Ieder jaar kijken we weer vol bewondering naar de mogelijkheden van de natuur. Zoals gezegd, één van de mooiste momenten in het jaar van de vogelsport.


Maar het broeden met de vogels kan ons ook het plezier in de liefhebberij wegnemen. Vooral als het niet gaat zoals wij menen dat het zou moeten gaan. Het aardige van kanaries kweken is, als het in deze periode loopt zoals wij vooraf hadden gepland. De verrassing is telkens weer dat het bij enkele koppels niet gaat zoals gepland. Of bij alle koppels niet zoals gepland. De vogels blijven baas, is me regelmatig te verstaan gegeven.
De basis voor een vruchtbare kweektijd ligt in de voorbereiding. Feitelijk begint de voorbereiding van de vogels op de kweektijd al direct na afloop van de vorige broedperiode. Een goede verzorging van de vogels moet het gehele jaar door centraal staan. In de rustperiode (die gelegen is vanaf het einde van de ruiperiode tot aan de aanloop naar de kweektijd) blijven de vogels op een maximale daglengte van 10 uur. Bij deze lengte van de dag zullen de hormonen van de kanaries die noodzakelijk zijn in de kweektijd, in rusttoestand blijven. De vogel zelf heeft voldoende tijd om te eten. De dieren vallen niet in de rui en gaan geen eitjes leggen. Tenminste, zolang we van schakelklok of automatische lichtdiminstallatie afblijven. Dat is namelijk zeer belangrijk; regelmaat met het licht. Niet naar behoefte maar wat aan de lichtknop rommelen. Dat zal je al snel bezuren.

Een goed doordacht plan maken in de voorbereiding naar de kweek toe, en je daaraan houden.

Diverse manieren om uw vogels “broed- of kweekrijp” te maken zijn mogelijk.

Bij alle manieren hoort op de eerste plaats een juiste verzorging met een prima voeder. Eerst zal ik u vertellen hoe ik met licht werk. We beginnen vanaf 10 uur licht per dag. Zes weken voor dat ik de vogels in de broedkooi wil doen verhoog ik het licht tot 10½ uur per dag. Drie of vier dagen later komt er weer een ½ uur per dag bij. Dat betekent dat de vogels al 11 uren licht hebben per dag. Een week na de eerste verstelling van de klok doen we er weer een ½ uur bij, waarna we drie dagen later de klok op 12 uren licht zetten. Zo maken we zes weken achtereen de dag één uur per week langer. In die zes weken zijn we dan van 10 uur licht naar 16 uur licht gegaan. Houdt in de tijd dat u aan de knoppen draait rekening met het feit dat einde maart reeds de zomertijd ingaat. Mocht u de klok -in wintertijd- tot 's avonds tien uur aan laten, dan betekent dat dat het in zomertijd al elf uur zal zijn. Mocht u iedere avond om half elf naar bed willen -of moeten- heeft u een probleem. Zet u dan de klok -in wintertijd- tot 's avonds 9 uur. In die zes weken zijn mannen en poppen gescheiden van elkaar. De mannen blijven in de verblijven zo dicht mogelijk bij het licht, de poppen in de wat donkere ruimtes. Op die manier zullen de beide seksen ongeveer tegelijkertijd in de juiste stemming zijn. Na een week of vijf kunt u wat nestmateriaal bij de poppen in de kooi leggen. Als de meeste poppen dan met grote snorren nestmateriaal van de ene naar de andere stok vliegen (steeds maar weer), weet u dat het grote moment er aan komt. De mannen zullen vrijwel de gehele dag achter elkaar aan jagen en continu hun liedje laten horen. Soms moet u zelfs enkele mannen apart zetten om bloedvergieten te voorkomen. Als we ervan overtuigd zijn dat de vogels broed- of kweekklaar zijn, dan gaat het grote spel beginnen.

De broedkooien maken we helemaal piccobello schoon. Niet alleen met een sopje maar ook met een ontsmettend middel als dettol, bleek of halamid. Daarna insmeren of inspuiten met een insectendodend middel. Let op bij gebruik hiervan beschermingsmiddelen te gebruiken. Zowel voor uw mond, als voor uw handen.
Schone stokken en schone lade's met welke bodembedekker dan ook. Ieder heeft zijn eigen mening over welke bodembedekker te gebruiken. Welke voedingsmiddelen verstrekken we de vogels in voorbereiding op het broedseizoen? Op de eerste plaats natuurlijk een goede zaadmengsel. Niet teveel , waar te voor staat is zelden goed. Vanuit de rustperiode hadden de vogels betrekkelijk weinig zaad nodig. Nu we de dagen langer maken EN de vogels actiever worden hebben ze ook meer zaad nodig. Let daar op bij het vullen van de zaadbakken. In de rustperiode geef ik de vogels twee maal per week eivoer. Hoe dichter we bij de kweektijd komen hoe vaker ik eivoer geef. Aan het eind van de zes weken geef ik iedere dag eivoer. Wel meng ik dat eivoer dan met wat gekiemde zaden en wat pinkys. Dit om de vogels in een goede stemming te brengen. Aangezien ik het eivoer rul maak met Rusk, geef ik als eiwitvervanger wat Breedmax. Dit geef ik ongeveer 1/3 deel van wat de leverancier aangeeft. Maar alleen ter vervanging van het gemis aan eiwitten wat niet in de Rusk zit. De zaden die ik kiem zijn boekweit en mungobonen (Katjang Idjoe) . De scheuten van de mungobonen zijn behoorlijk eiwitrijk. Goed voor de vogels om in broedstemming te komen. De rest van het jaar geef ik ook mungobonen door het eivoer maar dan alleen geweekt. Boekweit geef ik ook het hele jaar rond geweekt in het eivoer. In deze tijd laat ik ook het boekweit een ietsje kiemen. Boekweit is rijk aan mineralen en bevat wel 20 aminozuren waaronder de 10 meest essentiële. Mocht u besluiten om zaden te gaan weken of te kiemen moet u er wel rekening mee houden dat u snel het doel voorbij schiet. Het hele gebeuren valt of staat met voldoende spoelen. Twee eetlepels mungobonen met twee eetlepels boekweitzaad in een zeef. Zelf gebruik ik een zeef van plastic, een ijzeren gaat roesten als je hem lang onder water zet. Zes tot acht uur weken, in de tussentijd vaak spoelen onder een rijk stromende kraan. Na die periode het zaad laten kiemen, ondertussen regelmatig spoelen. Dat gaat ook gemakkelijk zolang we het zaad in de zeef laten zitten. Als de poppen éénmaal op eitjes zitten geven we maar minimaal eivoer. Slechts mondjesmaat om de pop niet te laten vervetten. Als na de periode van zes weken alle vogels broedrijp zijn zetten we ze in de gereinigde broedkooien, nadat we de nagels waar nodig hebben geknipt. Ongerechtigheden in de bevedering halen we weg. Een gebroken vleugel- of staartpen knip ik af tot een lengte dat de vogel er geen last meer van heeft. Uittrekken kan wel, maar dan gaat de pen opnieuw aangroeien. En eerlijk gezegd heeft de vogel nu de energie nodig om een aantal jongen groot te brengen. Als de bovensnavel erg lang is knip ik die ook een ietsje af. Dan kunnen ze later beter de jongen voeren, en/of ze beschadigen niet zo snel de eitjes.

Putter

Putter

Waar selecteren we onze kweekvogels op??

Kneu

Kneu

Selectie op kleur en tekening:
Selecteren op kleur en tekening betekent selecteren naar de normen die vastgelegd zijn in de standaardeisen voor alle vogels. Aan de hand van de standaardeisen moet u als kweker uw vogels beoordelen op kleur- en tekeningfouten. Onder tekening van een vogel verstaan we oog- en snavelstreep, flanken, borsttekening, wangvlek en staarttekening. Aan deze eigenschappen worden eveneens eisen gesteld. Het is mogelijk dat die fouten niet zo zeer opvallen als kleur- en modelfouten, maar het kan u toch wat punten kosten. De kampioenstitel kan bijvoorbeeld verloren gaan doordat de staartblokken misschien wat rommelig waren.

Selectie op bevedering:
Bij vele van onze vogels kunnen we niet spreken van een opvallend zichtbare intensief- en schimmelfactor zoals bij andere vogelsoorten zoals de kanarie. Maar we moeten toch vaststellen dat de vogel, ongeacht het formaat, in het bezit is van een korte of lange bevedering. Het is voor veel kleurslagen een noodzaak om de lengte van de bevedering goed in de gaten te houden. Een vogel met een zeer korte bevedering (intensief) laat zelden of nooit een volumineus type zien. De veertjes liggen hiervoor te strak tegen het lichaam. Bij de witte vogel kunnen we dan zelfs open plekken constateren op de vleugelbochten en in de wangen. Hierdoor zal de vogel op TT zwaar bestraft worden. Bij witte vogels zal het dus noodzakelijk zijn om de schimmelfactor (lange bevedering) in te kweken. De ideale bevederinglengte zal het midden houden tussen intensief en schimmel, afhankelijk van de kleurslag. U mag niet vergeten dat de hoeveelheid kleurstof in de veren genetisch bepaald is. Gaan we de vogels nu intensiever kweken, dan gaat de kleur door de kortere bevedering donkerder worden. Gaan we de schimmeltoer op, dan zal de kleur door de langere bevedering lichter zijn. De graad van intensiviteit is bij onze vogel zeer eenvoudig vast te stellen. U moet enkel op de buik van de vogel blazen. Des te harder u moet blazen om de huid te zien, des te langer is de bevedering. De ideale showvogel zal, naast een goed ontwikkelde spiermassa en sterk beendergestel, ook een voldoende lange bevedering bezitten. Als deze bevedering dan mooi aangesloten op de vogel ligt, zegt men dat deze vogel in conditie is.

Selectie op formaat:
Met recht en reden mogen we stellen dat de populariteit van de vogel enorm toegenomen is, en dit door het feit dat de vogel enorm forser geworden is. Om jullie even duidelijk te maken wat we bedoelen met model en formaat hebben we hieronder een tekening geplaatst van een ideale vogel. Deze vogel zit op de stok onder een hoek van 45° zoals de standaard eist. Zoals u ziet, zit deze vogel rustig op de stok en dit is de enige manier om formaat en model te beoordelen. De standaardeisen vragen een formaat tussen de 10,5cm en de 11,5cm, dit is de afstand tussen het voorhoofd en het staartuiteinde. Dit kan alleen in rust gemeten worden. Vermits dit niet eenvoudig is, maken wij twee vergrotingen van 10,5 en 11,5cm van deze tekening op gekleurd papier en plakken dit in een TT-kooi boven de zitstokken. Als u dan uw vogels in die kooi zet en tot rust laat komen, zult u zien welk vlees u in de kuip hebt. Vogels op een show van de speciaalclub voldoen meestal aan deze voorwaarde, maar best is toch uw vogels te selecteren in de richting van 11,5cm, zo kweekt u prachtige struise vogels. Het formaat wordt door twee zaken bepaald zoals u duidelijk ziet op de tekening, vooreerst het skelet van de vogel en daarna de lengte van de staart. Beide zaken kunnen alleen optimaal uitgroeien als de vogel een volwaardige voeding krijgt.

Selectie op model:
Het model zouden we kunnen omschrijven als de dikte van de vogel, de afstand tussen rug en buik. De standaardeis geeft hiervoor geen maten op, de liefhebber moet daarom de mooie ronde vorm van de vogel in zijn geheugen prenten. Een vogel moet goed breed in de schouders zitten, een mooie ronde kop hebben, grote ronde ogen en een volle borst.

Selectie op kop- en snavelvorm:
Vooral op kop- en snavelvorm wordt steeds meer de nadruk gelegd. Een mooie ronde kop zal steeds gecombineerd zijn met een mooie kegelvormige snavel en zo hoort het ook. Dit betekent dat een platte kop en een lange snavel een vogel quasi waardeloos maakt. Met zulke vogels mag dus niet gekweekt worden, anders helpen we de stam naar de knoppen.

Selectie op inwendige eigenschappen:
Ieder levend wezen is voor 50% gevormd door de eigenschappen van de vader en voor 50% door eigenschappen van de moeder. Deze oudervogels hebben hun eigenschappen dan op hun beurt ook weer van hun ouders, zodat we kunnen stellen dat een jonge vogel: 25% van de erfelijke aanleg heeft van de vier grootouders, 12,5% van de erfelijke aanleg van de acht overgrootouders, 6,25% van de erfelijke aanleg van de zestien betovergrootouders, ... . en zo kunnen we doorgaan tot in het oneindige, je zou gemakshalve kunnen stellen dat het vrijwel onmogelijk is om te voorspellen hoe een toekomstig jong er zal uitzien. Er kunnen zoveel onzichtbare en verborgen eigenschappen van de voorouders roet in het eten komen gooien. Daarom is het van het grootste belang om ongewenste eigenschappen via selectie te elimineren om daarna via kweek in nauw stamverband de gewenste eigenschappen te verbeteren.

Selectie op houding en karakter:
De houding is erfelijk bepaald voor zover het de bouw van het lichaam betreft. Een goede houding is noodzakelijk om een goed model te laten zien. Als we alles in het werk gesteld hebben om via jarenlange selectie alle modelfouten te elimineren, is het nodig dat de vogel al die positieve punten ook laat zien, en dat kan alleen als deze rustig en kalm een goede houding aanneemt. Op zo een moment showt de vogel zich alsof hij weet dat hij mooi is. Rustige vogels met een goede houding zullen veel meer punten scoren dan een evenwaardige vogel die als een beest in zijn kooi tekeer gaat. Beginnende liefhebbers beginnen dan ook best met rustige vogels. Deze zullen tevens betere kweekresultaten geven. Kalme en rustige vogels verkrijgt men door een gerichte verzorging. Dagelijks met de vogels bezig zijn, is dus noodzakelijk. Heb geen schrik om regelmatig nestcontrole te doen bij de broedende ouders, zo worden de jongen u van bij de geboorte gewoon. Als u ze na zes weken speent van hun ouders, plaats ze dan eerst enige tijd in een TT-kooi en pas daarna in een kleine vlucht. Vogels die zich niet aanpassen in deze vluchten gaan er onherroepelijk uit. Aan vogels die de anderen de veren van het lijf rukken heb je niets, evenmin aan deze die steeds in een hoekje verlegen weggetrokken zitten en nauwelijks durven eten.

Selectie op kweekeigenschappen:
Wanneer je met vogelen start, wordt je keuze bepaald door de kleur. Het is pas in de broedkooi dat je te weten komt hoe de fok- of kweekeigenschappen zijn. Pas aangekochte vogels hebben een aanpassingsperiode nodig, want alles is nieuw voor deze vogels: de hoeveelheid en het aantal uren licht, de temperatuur, de kooien, de voeding, de verzorger, enz. Gun uw nieuwe vogels dus minstens zes weken de tijd om zich aan te passen. Als u denkt dat ze aangepast zijn, en dus klaar voor de kweek, dan moeten ze ook kweekeigenschappen laten zien: broeden ze vast, weinig of geen eieren bevrucht, voederen ze goed, plukken ze de jongen niet, enz. Voldoen ze niet aan de voorgenoemde eigenschappen, dan hebben ze slechte kweekeigenschappen, en dan moet u voor uzelf uitmaken of u met zulke vogels verder gaat of niet. Het risico is niet uit te sluiten dat u na verloop van tijd alleen nog vogels hebt met slechte kweekeigenschappen en dat mag niet de bedoeling zijn. Noteer alles in uw kweekadministratie en verkies te kweken met vogels die uit nesten van drie tot vijf jongen komen.

Selectie op gezondheid:

Deze selectie zou eigenlijk uw eerste selectie moeten zijn. Ongezonde vogels moeten eruit. Zorg ook dat zieke exemplaren niet de kans krijgen om uw gans bestand aan te tasten. Zieke vogels moeten naar een aparte ruimte gaan, waar u besluit wat er verder moet ondernomen worden.

Wij raden u aan om een gespecialiseerde dierenarts te raadplegen zodat u een bepaalde ziekte in uw bestand kan uitsluiten. Is deze uitslag negatief, en de toestand van de vogel verbetert niet, dan is het best om deze vogel op te ruimen. Hoe hard dit ook mag klinken voor een beginnende liefhebber: soms moet u de taak van de roofvogel in de natuur overnemen. Een vogel dood u vrijwel onmiddellijk en op een humane manier door chloroform (of iets anders verdovend) bij de apotheker te halen en dit op de neusdoppen te doen. De vogel slaapt alzo heel zacht in. Daarnaast zijn er nog legio andere manieren maar u beslist zelf hoe u een ongeneeslijke vogel uit zijn lijden helpt. Op één manier doet u dat zeer zeker niet en dat is door zelf zwak te zijn en hem in leven te laten; dit is een passieve vorm van dierenmishandeling. Ook een zieke vogel de vrijheid geven en laten verhongeren is zo een vorm van mishandeling.

Goudvink

Goudvink

Deel deze pagina